Model van bewegingsfasering
Eén van de grootste uitdagingen voor een coach is het bekijken van een beweging die uitgevoerd wordt door een sporter. In enkele tienden van seconden neemt de coach de beweging waar. Vervolgens wordt van de coach verwacht op grond van de waarneming een analyse te maken om de sporter van feedback te voorzien.
Het waarnemen en analyseren van bewegingen is een vaardigheid van een coach die zich in de loop der jaren ontwikkelt. Door veel naar bewegingen te kijken wordt de visuele waarneming van de coach nauwkeuriger. Het analyseren van de waargenomen beweging wordt in de loop der jaren ontwikkeld door eerder opgedane ervaringen.
Door de snelheid waarmee de beweging zich voor het oog van de coach voltrekt is het voor de coach ingewikkeld belangrijke details en momenten waar te nemen. Hierdoor kunnen aannames ontstaan die de analyse van de beweging vertroebelt.
Het gevaar ontstaat dat de coach aan een mogelijke fout in de beweging gaat werken die er niet is. Daarnaast is het een valkuil voor de coach dat hij in vage termen feedback geeft (bijvoorbeeld: “spring hoger, loop sneller, sla harder”).
Om coaches te helpen bij het waarnemen van bewegingen en op grond van die waarneming een analyse te maken is de Sportalyzer ontwikkeld. De Sportalyzer is zo ontwikkeld dat zowel het waarnemen als het analyseren van een beweging eenvoudiger en effectiever worden.
Model van bewegingsfasering
De eerste stap van de Sportalyzer is een beweging in kaart te brengen. Dit wordt gedaan door middel van het model van bewegingsfasering. Dit model is gebaseerd op het model van faseren van bewegen (Carr, 2004). Het model van Carr is verder ontwikkeld en heeft geleid tot het model van bewegingsfasering (Bosman & Hoeboer, 2008). Het model wordt schematisch weergegeven in figuur 1.
Het waarnemen en analyseren van bewegingen is een vaardigheid van een coach die zich in de loop der jaren ontwikkelt. Door veel naar bewegingen te kijken wordt de visuele waarneming van de coach nauwkeuriger. Het analyseren van de waargenomen beweging wordt in de loop der jaren ontwikkeld door eerder opgedane ervaringen.
Door de snelheid waarmee de beweging zich voor het oog van de coach voltrekt is het voor de coach ingewikkeld belangrijke details en momenten waar te nemen. Hierdoor kunnen aannames ontstaan die de analyse van de beweging vertroebelt.
Het gevaar ontstaat dat de coach aan een mogelijke fout in de beweging gaat werken die er niet is. Daarnaast is het een valkuil voor de coach dat hij in vage termen feedback geeft (bijvoorbeeld: “spring hoger, loop sneller, sla harder”).
Om coaches te helpen bij het waarnemen van bewegingen en op grond van die waarneming een analyse te maken is de Sportalyzer ontwikkeld. De Sportalyzer is zo ontwikkeld dat zowel het waarnemen als het analyseren van een beweging eenvoudiger en effectiever worden.
Model van bewegingsfasering
De eerste stap van de Sportalyzer is een beweging in kaart te brengen. Dit wordt gedaan door middel van het model van bewegingsfasering. Dit model is gebaseerd op het model van faseren van bewegen (Carr, 2004). Het model van Carr is verder ontwikkeld en heeft geleid tot het model van bewegingsfasering (Bosman & Hoeboer, 2008). Het model wordt schematisch weergegeven in figuur 1.
In de Sportalyzer worden de verschillende fases binnen het model gebruikt om op een systematische manier kijken naar bewegen. We delen de bewegingen in vier fasen in:
Voorbereidende fase
Onder de voorbereidende fase verstaan we het deel van de bewegingsactie, waarbij de beweger zich mentaal en fysiek instelt op de beweging. Daarnaast verzamelt de beweger een bepaalde hoeveelheid energie voor het uitvoeren van de beweging.
Inleidende fase
Onder de inleidende fase verstaan we het deel van de beweging waarin het lichaam in de juiste positie en houding wordt gebracht (het in stelling brengen van het lichaam). In deze fase wordt de verzamelde energie behouden of vergroot.
Kernfase
De kernfase is het essentiële deel van de beweging die voor het slagen van de bewegingsuitvoering cruciaal is. Onder de kernfase verstaan we het deel van de beweging waarin het lichaam de energie levert of behoudt die leidt tot het beoogde bewegingsresultaat. Wordt er in de kernfase een fout gemaakt, dan zal de beoogde beweging mislukken. De kernfase wordt onderverdeeld in:
Hoofdfase
De hoofdfase is dat gedeelte van de beweging waarin de beweger door middel van spieractiviteit de energie levert die de oplossing van de bewegingsuitdaging mogelijk maakt. In deze fase staat de beweger direct of indirect in contact met de grond. Hierbij komt opgeslagen potentiële energie vrij als kinetische energie. De posities van het lichaam aan het begin en eind van de hoofdfase bepalen het resultaat van de beweging dat zichtbaar wordt in de resultaatfase.
Resultaatfase
Tijdens deze fase wordt er geen energie meer toegevoegd aan de beweging. In de resultaatfase is het mogelijk door verandering van lichaamshouding de positie in de ruimte te veranderen. Aan het einde van de resultaatfase komt het lichaam in positie voor de eindfase van de beweging.
Eindfase
De eindfase is dat deel van de beweging waarbij de energie wordt afgebouwd en het lichaam in de gewenste eindpositie komt. Bij de eindfase is het doel te komen tot een stabiele eindhouding.
- voorbereidende fase
- inleidende fase
- kernfase
- eindfase
Voorbereidende fase
Onder de voorbereidende fase verstaan we het deel van de bewegingsactie, waarbij de beweger zich mentaal en fysiek instelt op de beweging. Daarnaast verzamelt de beweger een bepaalde hoeveelheid energie voor het uitvoeren van de beweging.
Inleidende fase
Onder de inleidende fase verstaan we het deel van de beweging waarin het lichaam in de juiste positie en houding wordt gebracht (het in stelling brengen van het lichaam). In deze fase wordt de verzamelde energie behouden of vergroot.
Kernfase
De kernfase is het essentiële deel van de beweging die voor het slagen van de bewegingsuitvoering cruciaal is. Onder de kernfase verstaan we het deel van de beweging waarin het lichaam de energie levert of behoudt die leidt tot het beoogde bewegingsresultaat. Wordt er in de kernfase een fout gemaakt, dan zal de beoogde beweging mislukken. De kernfase wordt onderverdeeld in:
- hoofdfase
- resultaatfase
Hoofdfase
De hoofdfase is dat gedeelte van de beweging waarin de beweger door middel van spieractiviteit de energie levert die de oplossing van de bewegingsuitdaging mogelijk maakt. In deze fase staat de beweger direct of indirect in contact met de grond. Hierbij komt opgeslagen potentiële energie vrij als kinetische energie. De posities van het lichaam aan het begin en eind van de hoofdfase bepalen het resultaat van de beweging dat zichtbaar wordt in de resultaatfase.
Resultaatfase
Tijdens deze fase wordt er geen energie meer toegevoegd aan de beweging. In de resultaatfase is het mogelijk door verandering van lichaamshouding de positie in de ruimte te veranderen. Aan het einde van de resultaatfase komt het lichaam in positie voor de eindfase van de beweging.
Eindfase
De eindfase is dat deel van de beweging waarbij de energie wordt afgebouwd en het lichaam in de gewenste eindpositie komt. Bij de eindfase is het doel te komen tot een stabiele eindhouding.